Woningcorporaties mogen sociale huurwoningen in principe niet tijdelijk verhuren, zo bepaalt de Woningwet. De Woningwet maakt enkel een uitzondering voor kamerverhuur (dat mag wel tijdelijk, voor de duur van maximaal vijf jaar) en voor vier categorieën huurders. Woningcorporaties mogen sociale huurwoningen in principe niet tijdelijk verhuren, zo bepaalt de Woningwet. De Woningwet maakt enkel een uitzondering voor kamerverhuur (dat mag wel tijdelijk, voor de duur van maximaal vijf jaar) en voor vier categorieën huurders. Die categorieën, opgesomd in artikel 22a van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting, zijn kortgezegd:
  • Huurders uit Nederland die voor hun werk of voor hun studie tijdelijk in een andere gemeente moeten verblijven, of die vanuit het buitenland naar Nederland komen om er tijdelijk te werken of te studeren;
  • Huurders die vanwege sloop of renovatie tijdelijk in een wisselwoningmoeten verblijven;
  • Huurders die afkomstig zijn uit de maatschappelijke opvang of die in een sociale noodsituatie zitten met een aantoonbaar urgente huisvestingsbehoefte;
  • Huurders met wie een laatstekansovereenkomst wordt gesloten, of huurders met wie een huurovereenkomst gecombineerd met maatschappelijke begeleiding wordt gesloten.
Aan huurders uit deze categorieën mogen Woningcorporaties voor de duur van maximaal twee jaar een woning tijdelijk verhuren.

Ons kantoor heeft recent een rechtszaak gevoerd tegen een huurder die vanuit de gevangenis in een tijdelijke opvang voor ex-gedetineerden was gaan wonen. Vanuit die opvang was hem door de woningcorporatie een huurovereenkomst voor de duur van één jaar aangeboden. Na dat jaar wilde de woningcorporatie dat de huurder, mede vanwege zijn onwenselijke gedrag tegenover medewerkers van de woningcorporatie, de woning weer zou verlaten. De huurder weigerde echter te vertrekken en stelde zich onder meer op het standpunt dat de woningcorporatie nooit een tijdelijke huurovereenkomst met hem had mogen sluiten, en dat hij dus een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd had. Hij vond dat hij niet afkomstig was uit een maatschappelijke opvang, en ook dat hij niet in een sociale noodsituatie verkeerde.

De rechter keek naar de toelichting van de wetgever bij de vier categorieën huurders waarmee corporaties een tijdelijke huurovereenkomst mogen sluiten. Uit die toelichting blijkt onder meer dat categorie 3 (huurders uit de maatschappelijke opvang) is ingevoerd zodat huurders in de maatschappelijke opvang zo snel mogelijk doorstromen, zodat er weer plaats vrijkomt in de maatschappelijke opvang. Volgens de rechter paste ook de tijdelijke opvang voor ex-gedetineerden in deze categorie. De woningcorporatie had dus terecht een tijdelijke huurovereenkomst aangeboden aan de huurder. En nu die tijdelijke huurovereenkomst was geëindigd, moest de huurder de woning ontruimen.
 
cursusaanbod huisvestingsadvocaten

Telefoonnummer
088-4520200

E-mail
secretariaat@huisvestingsadvocaten.nl