Woningcorporaties richten zich mede op het tot stand brengen van woongelegenheden voor ouderen, gehandicapten en personen die zorg of begeleiding behoeven, zo volgt uit het Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (BTIV). In dat kader gaat een woningcorporatie regelmatig een samenwerking aan met een zorginstelling. De zorginstelling levert de zorg/begeleiding en de woningcorporatie de woning.

In situaties waarbij het element ‘zorg’ en/of ‘begeleiding’ centraal staat en het ‘wonen’ daaraan ondergeschikt is, is het mogelijk de overeenkomst(en) met de huurder/cliënt zo in te steken dat hij geen huurbescherming geniet en de woning moet verlaten als hij bijvoorbeeld geen zorg of begeleiding meer ontvangt.

Vaak worden in zo’n geval twee overeenkomsten gesloten met de huurder/cliënt: één voor het wonen en één voor de zorg/begeleiding. Die overeenkomsten worden onderling aan elkaar gekoppeld. Het is belangrijk om de huurder/cliënt in beide overeenkomsten duidelijk te maken dat hij geen huurbescherming geniet en de overeenkomsten kunnen worden opgezegd met inachtneming van een bepaalde opzegtermijn.

Het komt geregeld voor dat een huurder/cliënt zich in de praktijk niet begeleidbaar opstelt en de zorginstelling de overeenkomst voor de zorg/begeleiding opzegt, waarna de corporatie de overeenkomst voor het wonen eveneens opzegt. Als de huurder/cliënt vervolgens weigert de woning te verlaten, kan in kort geding de ontruiming van de woning worden gevorderd. De rechter beoordeelt dan of de corporatie de overeenkomst rechtsgelding heeft opgezegd. Daarbij is de tekst uit de overeenkomst(en) van groot belang; was het de huurder/cliënt voldoende duidelijk dat hij geen huurbescherming heeft en de woning moet verlaten als hij geen zorg/begeleiding meer ontvangt? Bovendien moet het wonen daadwerkelijk ondergeschikt zijn aan het bieden van zorg/begeleiding. Immers, het huurrecht woonruimte kent dwingendrechtelijke opzegbepalingen en die kunnen alleen buiten beschouwing blijven als de kern van de overeenkomsten het bieden van zorg/begeleiding betreft.

De huurder/cliënt stelt in het kort geding tegen de woningcorporatie in de praktijk vaak dat de zorginstelling de overeenkomst voor zorg/begeleiding ten onrechte heeft beëindigd. De rechter zal dan in het kort geding tegen de woningcorporatie beoordelen of de zorginstelling in redelijkheid tot beëindiging is gekomen. Zo ja, dan is ook de overeenkomst met de corporatie terecht beëindigd.

Het belang van de corporatie om de woning snel terug te krijgen om deze te kunnen verhuren aan een client van de zorginstelling die zich wél begeleidbaar opstelt, weegt altijd mee voor de rechter bij toewijzing van de ontruimingsvordering.

Als u vragen heeft over dit onderwerp of een overeenkomst door ons wilt laten opstellen/controleren, neemt u dan contact met ons op.

cursusaanbod huisvestingsadvocaten

Telefoonnummer
088-4520200

E-mail
secretariaat@huisvestingsadvocaten.nl